1 Chronicles 12

This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 11:47.
1
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 11:26-47.
Andere beroemde strijders onder Davids mannen waren: Asaël, de broer van Joab; Elchanan, de zoon van Dodo uit Bethlehem; Sammot uit Haror; Cheles uit Pelon; Ira, de zoon van Ikkes uit Tekoa; Abiëzer uit Anatot; Sibbechai uit Chusa; Ilai uit Achoach; Maharai uit Netofat; Cheled, de zoon van Baäna uit Netofat; Itai, de zoon van Ribai, een Benjaminiet uit Gibea; Benaja uit Piraton; Churai uit de dalen van Gaäs; Abiël uit Araba; Azmawet uit Bacharum; Eljachba uit Saälbon; de zonen van Hasem uit Gizon; Jonatan, de zoon van Sage uit Harar; Achiam, de zoon van Sachar uit Harar; Elifal, de zoon van Ur; Chefer uit Mechera; Achia uit Pelon; Chesro uit Karmel; Naärai, de zoon van Ezbai; Joël, de broer van Natan; Mibchar, de zoon van Hagri; Selek uit Ammon; Nachrai uit Beërot, hij was de wapendrager van bevelhebber Joab; Ira uit Jeter; Gareb uit Jeter; de Hethiet Uria; Zabad, de zoon van Achlai; Adina, de zoon van Siza, een lid van de stam van Ruben en bovendien een van de eenendertig stamhoofden; Chanan, de zoon van Maächa; Josafat uit Meten; Uzzia uit Asterot; Sama en Jeiël, de zonen van Chotam uit Aroër; Jediaël, de zoon van Simri; zijn broer Jocha uit Tis; Eliël uit Machanaïm; Jeribai en Josawja, de zonen van Elnaäm; Jitma uit Moab; Eliël, Obed en Jaäsiël uit Soba.
2

De strijders van David

3Hier volgen de namen van de befaamde strijders die zich in Siklag bij David voegden toen hij zich verborg voor koning Saul. 4Ieder van hen was een uitstekend boogschutter en slingeraar, zowel met de rechterhand als met de linkerhand. Evenals koning Saul behoorden zij allemaal tot de stam van Benjamin. 5
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:7.
6
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:7.
7
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:7.
8
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:7.
9
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 12:3-7.
Hun aanvoerder was Achiëzer, de zoon van Semaä uit Gibea. De anderen waren zijn broer Joas, Jeziël en Pelet, de zonen van Azmawet, Beracha, Jehu uit Anatot, Jismaja uit Gibeon, een dappere vechter die een van de groep van dertig was en deze zelfs aanvoerde, Jirmeja, Jachaziël, Jochanan, Jozabad uit Gedera, Eluzai, Jerimot, Beälja, Semarja, Sefatja uit Charuf, Elkana, Jissia, Azarel, Joëzer, Jasobam, allen Korachieten, Joëla en Zebadja, de zonen van Jerocham uit Gedor.

10
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:13.
11
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:13.
12
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:13.
13
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:13.
14
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 12:13.
15
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 12:8-13.
Ook vanuit de stam van Gad voegden zich befaamde en moedige strijders bij David in de wildernis. Zij waren meesters met het schild en de speer en werden ‘mannen als leeuwen, snel als herten in de bergen’ genoemd. Ezer was hun aanvoerder, gevolgd door Obadja, Eliab, Mismanna, Jirmeja, Attai, Eliël, Jochanan, Elzabad, Jirmeja en Machbannai.
16Al deze mannen waren legerofficieren, de zwakste van hen kon honderd man aan en de sterkste duizend man. 17Eens, tijdens de jaarlijkse overstroming in de eerste maand van het jaar, staken zij de Jordaan over en verdreven de bevolking uit de laaggelegen gebieden aan de oostelijke en westelijke oever.

18Ook vanuit Benjamin en Juda kwamen mannen naar David toe. 19Hij ging hen tegemoet en zei: ‘Als u bent gekomen om mij te helpen, zijn wij vrienden, maar als u komt om mij te verraden aan mijn vijanden terwijl ik onschuldig ben, dan moge de God van onze vaders u zien en u veroordelen.’ 20Toen kwam de Heilige Geest over Amasai, de leider van de groep van dertig, die antwoordde: ‘Wij zijn de uwen, David. Wij staan aan uw kant, zoon van Isaï. Vrede, vrede zij u en vrede voor allen die u helpen, want uw God is bij u.’ David nam deze hulp aan en benoemde hen tot commandanten in zijn leger.

21Sommige mannen van de stam van Manasse deserteerden uit het Israëlitische leger en voegden zich bij David op het moment dat hij samen met de Filistijnen ten strijde trok tegen koning Saul. De Filistijnse legeraanvoerders wilden echter niet dat David en zijn mannen met hen meegingen. Na veel heen en weer gepraat stuurden zij hen terug, want zij waren bang dat David en zijn mannen op het beslissende moment toch voor koning Saul zouden kiezen en hen zouden aanvallen. 22Dit waren de mannen van Manasse die zich bij David voegden toen hij op weg was naar Siklag: Adnach, Jozabad, Jediaël, Michaël, Jozabad, Elihu en Silletai. Ieder van hen was officier in het leger van Manasse. 23Het waren moedige en ervaren strijders en zij stonden David ook terzijde, toen hij bij Siklag de strijd aanbond met de binnenvallende troepen van Amalek. 24Elke dag sloten zich meer mannen bij David aan, tot hij een groot leger onder zich had: een leger in dienst van God.

25Hier volgt een opsomming van de mannen die zich in Hebron bij David voegden. Zij wilden allemaal dat David koning zou worden in plaats van Saul, precies zoals de Here had voorzegd. 26Uit Juda kwamen achtenzestighonderd mannen, gewapend met schilden en speren. 27Van de stam van Simeon kwamen eenenzeventighonderd ervaren strijders. 28Van de Levieten zesenveertighonderd. 29Van de priesters—de nakomelingen van Aäron—kwamen zevenendertighonderd manschappen, onder leiding van Jojadja. 30Ook Sadok kwam, een jongeman met veel moed, samen met tweeëntwintig familieleden, allemaal officieren. 31Van Sauls eigen stam Benjamin kwamen drieduizend mannen. Het grootste gedeelte van die stam was tot dan toe trouw gebleven aan Saul. 32Van de stam van Efraïm meldden zich twintigduizend achthonderd uitstekende manschappen. Ieder van hen genoot een voortreffelijke reputatie in zijn eigen familie. 33Van de stam van Manasse werden achttienduizend mannen gestuurd om ervoor te zorgen dat David koning werd. 34Van de stam van Issachar kwamen tweehonderd stamleiders met hun familieleden. Deze mannen begrepen de tekenen van de tijd en hadden een goed inzicht in de koers die Israël in de toekomst moest volgen. 35Van de stam van Zebulon kwamen vijftigduizend goed getrainde mannen, zij waren uitstekend bewapend en volkomen trouw aan David. 36Van de stam van Naftali kwamen duizend officieren en zevenendertigduizend manschappen, uitgerust met schilden en speren. 37Van de stam van Dan kwamen achtentwintigduizend zeshonderd manschappen, allemaal klaar om zich in de strijd te werpen. 38Van de stam van Aser kwamen veertigduizend geoefende en gevechtsklare mannen. 39Vanaf de overkant van de Jordaan—waar de stammen van Gad, Ruben en Manasse woonden—kwamen honderdtwintigduizend manschappen, uitgerust met alle soorten wapens.

40Al deze mannen kwamen in marsorde naar Hebron met als enige doel David koning van Israël te maken. In feite heerste in heel Israël eensgezindheid daarover.
Copyright information for NldHTB